Zo’n 100 tot 150 duizend kijkers telt het: het vragenuurtje in de Tweede Kamer, elke dinsdag (tenzij reces) op tv en internet. Zonder nadere tekst of uitleg van ter zake kundige journalisten gaat het de ether in. Het is hét kanaal voor politici – vooral van de oppositiepartijen – om ongefilterd een publiek(je) te bereiken. Dus het is gewild, zeer gewild onder Kamerleden. Publiciteit, hoera! De kans om hoger op de volgende kandidatenlijst van de partij te komen.
Dus ontstaat elke week een run op het presidium van de Kamer: dat presidium bepaalt namelijk welk Kamerlid zijn of haar gang mag gaan. Plaatsen beperkt, dus alléén actuele, liefst nieuwe onderwerpen komen in aanmerking. In de praktijk: onderwerpen die de media de afgelopen dagen al hebben afgekloven.
Ooit was het bedoeld om Kamerleden de gelegenheid te geven minister of staatssecretaris te onderwerpen aan een korte maar scherpe ondervraging. Dus vraag-antwoord en dat maximaal drie keer heen en weer. Daarna mogen andere Kamerleden ook nog een duit in het zakje doen.
Word je er als toeschouwer wijzer van? Nooit of te nimmer; het zijn de al bekende paden die worden bewandeld, steeds opnieuw. Door Kamerlid en kabinet. En dat weten beide partijen. Dus worden de minuten op het toneel dat de plenaire zaal feitelijk is, niet gebruikt voor vragen maar voor veelomvattende eigen verklaringen, getuigenispolitiek en – bij de Kamerleden – soms voor hele en halve insinuaties. Dat laatste gaat dan: van ‘Ik denk dat de minister-president bang is voor de waarheid’. Dat soort framing. De premier moet netjes blijven (de Kamer is immers de baas). Ontkent bang te zijn – wat een defensieve en dus nogal onhandige reactie is – en het Kamerlid feliciteert zichzelf (op Twitter ook) dat de eigen achterban nog eens is verteld wat zijn/haar partij er allemaal wel niet van vindt.
Vraag-antwoord? Niks ervan. Iets wijzer geworden? Neuh.
Nu kun je met enig recht van spreken stellen dat die kabinetsleden óók niet met nieuws komen tijdens zo’n vragenuurtje. Ze worden op pad gestuurd met een setje door ambtenaren voorbereide brave teksten. Die zijn in de paar uren ervoor haastig bij elkaar gescharreld en dat biedt de bewindsman of -vrouw een keurige uitvlucht als het geheel tegen de verwachtingen toch moeilijk wordt: ‘Het spijt me, die informatie ontbreekt mij op dit moment. Staat de Kamer mij misschien toe er later schriftelijk op terug te komen?’
Vraag-antwoord? Dacht het niet.
Waar kijken we dan naar met z’n 150 duizenden? Uitzonderingen daargelaten zijn het volksvertegenwoordigers die het niet om de zaak maar om de persoon gaat. Om het eigen ik. Niet verbazend vandaag de dag. Wel triest.