De regeling van werkzaamheden van de Tweede Kamer op een willekeurige dag:
“Mevrouw de voorzitter! Wij lazen vorige week dat veel kleding wordt gemaakt door Oeigoeren en dat gebeurt onder dwang. Ik wil daarover graag een debat met de minister!” Vertaling: “Mevrouw de voorzitter! Ik las de krant. En ik zocht nog een onderwerp om die kennelijk populaire minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking eens aan de tand te voelen. En dan graag in de plenaire zaal van de Tweede Kamer, waar de meeste tv-camera’s hangen. Ziet u: de verkiezingen komen eraan en we moeten toch punten scoren als oppositiepartij.”
Voorzitter: “Is er steun voor zo’n debat?” De voorzitter denkt: ‘Als u dit probleem écht snel aan de orde wilt hebben, hoeft dat niet per se op de overvolle kalender van plenaire debatten. Het kan ook in een kleinere zaal.’
“Steun, voorzitter. Maar ik wil graag wel eerst een brief van het kabinet.” Vertaald: “Graag. Maar ik heb de krant niet gelezen en weet eigenlijk niet waar het precies over gaat. Dus kan het departement van de minister even uitvogelen wat er precies gaande is, want weet ik veel! Maar ik help graag mee om die minister, dat kabinet en die partij onderuit te schoffelen in de aanloop naar 17 maart 2021.”
Is dat erg? Nee, hoogstens doorzichtig. Maar die (oppositie-)leden kunnen weinig anders. Het illustreert (ten minste) twee problemen:
- Het is niet eenvoudig als oppositie: het kabinet heeft in eerste instantie de regie, kabinetsleden komen het meest in de media. De oppositie kan daar eigenlijk alleen maar punten scoren door ‘Nee!’ te roepen. Overigens werkt het andersom natuurlijk ook: maakt een minister een fout, dan is het smullen voor de oppositie. Maar dat is dan vaak de héle oppositie, dus het voordeel voor afzonderlijke partij X of Y is minimaal;
- Kamerleden hebben te weinig ondersteuning; bijna zonder uitzondering is een bericht in de media aanleiding voor het aanvragen van een debat, het indienen van schriftelijke vragen enz. Kamerleden hebben de tijd noch de mankracht om zélf op onderzoek te gaan, veronderstelde misstanden op te sporen of geruchten te checken. Departementen daarentegen beschikken over cohorten ambtenaren die kennis, tijd en als het goed is ook de nodige ervaring hebben om iets uit te zoeken en erover te adviseren. Een nogal ongelijk speelveld.
Het leidt wél tot vrij amechtig gespartel van oppositiepartijen die vaak weten dat er geen meerderheid te krijgen is voor een bepaald debat. Dat ‘amechtige’ bestaat eruit dat wie een debat aanvraagt dat vaak vergezelt van kwalificaties. Iets is schandelijk/betreurenswaardig/ongeloofwaardig. Een snel oordeel, vaak zonder dat vast staat wat de feiten zijn. Maar in elk geval kun je als Kamerlid dan hopen op de radio-uitzending over een uur en de krant de volgende dag: toch punten gescoord, zélfs als dat debat er nooit komt.