Als de premier voor de tigste keer zegt dat het iedereen vrij staat om een mondkapje voor te doen, zie je ‘m denken: ‘En als je een hoedje wil dragen, drie rondjes rond de dorpspomp wil rennen of geurkaarsen wil branden dan is dat ook best’. Maar hij zegt het niet. Zoals hij heel veel niet zegt.
Dan wordt er natuurlijk aangedrongen door Kamerleden, journalisten. Met mondkapjes kunnen de kappers open, kunnen verpleeghuizen bezoek toestaan, gaat de horeca niet over de kop, ben je veiliger in het openbaar vervoer. Dan moet er een schep bovenop en zegt ie dat die mondkapjes niet helpen, mogelijk zelfs de verspreiding van het virus versnellen en er op z’n minst onenigheid tussen deskundigen over bestaat.
Als je de vragen van journalisten tijdens de persconferenties zo hoort, moet je constateren dat je als premier simpelweg lijdend voorwerp bent. Wat je ook doet, je doet het nooit goed. Rutte weet dat. Punten scoren kan alleen door geen fouten te maken, dus probeert hij het doel schoon te houden. Een gelijkspelletje is het hoogst haalbare nu.
‘Wat als deze kroegbaas zijn cafés gewoon opent, zonder instemming van de overheid?’ Rutte hoort het ‘als’; een stel-vraag die nooit antwoord behoeft (tenzij het je eigen agenda helpt).
‘Kunt u al inzicht geven in wat u volgende week gaat besluiten over kappers en horeca?’ Rutte beseft: weer een uitnodiging om te speculeren, gaan we niet doen.
‘Is Nederland het ermee eens dat er onderzoek wordt gedaan naar de beschuldiging dat het virus uit een laboratorium in Wuhan komt?’ (Trump beweerde dat, zonder bewijzen). Rutte denkt: zeg ik ‘ja’, dan onderschrijf ik iets dat waarschijnlijk onzinnig is. Zeg ik ‘nee’, dan zet ik de president van de Verenigde Staten in z’n hemd. Dus een proces-antwoord. Iets als: ‘Volgens mij gaat de WHO daar over.’
‘Als de beperkende maatregelen langzaam worden opgeheven, gaat dat dan aan de hand van leeftijdsgrenzen?’ Dat bij voorbeeld 60-plussers niet mogen wat 60-minners al wel mogen? Rutte weet: behalve dat het uitnodigt tot speculeren is, leidt een bevestiging alleen maar tot verontwaardigde kreten over discriminatie. Dus geen antwoord, maar het dilemma schetsen: ‘Dat wordt wel ingewikkeld’.
Het kan niet anders of journalisten vragen naar kennelijke tegenstrijdigheden. De kabinetsboodschappen van twee weken geleden zijn andere dan die van deze vrijdag. Rutte’s oplossing: nog eens benadrukken dat het een nieuw virus is en niemand alle definitieve antwoorden heeft. Ook de deskundigen niet. Onderliggende boodschap: we roeien met de riemen die we hebben en kom me nu niet aan met suggesties om een niet beschikbare motor te gebruiken.
De premier is er een meester in geworden. Overal een antwoord op, bijna nooit écht te vangen op een fout, een onvoorzichtig geformuleerd perspectief, een zelfopgelegde deadline, speculatie of kennelijke belediging van een (bevriend?) staatshoofd, vakminister of deskundige. Klinkt gemakkelijk. Is het niet.
Het gaat verder. Hij heeft zelfs al gedacht over de periode ná de crisis. Als al die beterweters gaan roepen dat het anders had gemoeten, dat de overheid verkeerd of te laat opereerde. Om discussies vandaag af te kappen en deemoedigheid uit te stralen voor over een paar maanden zegt de premier dan: ‘Er zullen veel dingen te vroeg of te laat zijn en als ze op tijd waren was het te veel of te weinig. Dat zal ongetwijfeld achteraf blijken.’
Dat is een dubbele boodschap. Voor vandaag is de boodschap: ‘Zeur niet, we zijn aan het werk!’ En voor de (eventuele) parlementaire enquête achteraf is de boodschap nu al: ‘Fouten zijn te verwachten in zo’n crisis. Maar het alternatief – stilzitten en op 100 procent safe spelen – was geen optie.’
Schiet daar maar eens een gat in.