Onder journalisten staat het bekend als ‘een oploopje’. De woordvoerder/voorlichter van een minister heeft een aantal media gebeld – vooral tv en radio – omdat de minister om ongeveer zo laat op die plek langsloopt en een boodschap heeft. Afgesproken werk dus. Maar het moet er ‘spontaan’ uitzien. De minister heeft het immers druk en als er een zaaltje met katheder aan te pas komt ziet het er uit alsof de minister vooral met zijn eigen ego bezig is.
Dus komt de minister geheel toevallig aangelopen en staan er meteen ten minste drie tv-camera’s, nog meer microfoons, enkele fotojournalisten en nog een loslopend notitieblokje voor zijn of haar neus. Geen idee of de kijker/luisteraar ook echt zo naïef is te denken dat het allemaal spontaan ontstaat, de korte quote die vanavond de uitzending haalt ziet er in elk geval niet te gemaakt uit.
Voor de politicus heeft deze setting nog een ander groot voordeel: als de vragensessie niet bevalt of te lang duurt, kan er gewoon worden doorgelopen. Nóg een voordeel: één boodschap meteen voor alle media afgeleverd. Scheelt niet alleen tijd, maar betekent ook dat al die media niets anders kunnen dan dezelfde quote/inhoud uitzenden of opschrijven. Als je het goed speelt als politicus natuurlijk, het dus bij één boodschap laat.
En dan is er na zo’n oploopje nog de ‘Kaffeeklatsch’ tussen de aanwezige verslaggevers. Die evalueren ter plekke onderling wat ze gevangen hebben. En meer dan eens besluiten ze welk nieuws er nou eigenlijk in het vraaggesprek met de politicus zat. In meer of mindere mate wordt daar – met de competitie nota bene! – bepaald wat ze als kop in de krant of tekst in het journaal gaan gebruiken.
Premier Rutte liep weg na het oploopje waarin hij zich boos tegen rellende halvegaren keerde, de microfoon stond nog open en de verslaggever zei, kennelijk tegen collega-journalisten: “Het is eigenlijk niks, hè?” Zo gaat dat in Den Haag.