Een persconferentie geef je alleen als er iets nieuws te melden is, zo onderwijzen veel deskundigen. Dus geen nieuws, dan geen persconferentie. Veilig ook, want zonder écht nieuws gaan journalisten in zo’n bijeenkomst – geef ze eens ongelijk – op zoek naar iets vermeldenswaards. Er wordt wat gepeurd en gedramd, de ondervraagde worstelt met de inquisitie die in zijn of haar ogen onterecht is. Beide kampen worden chagrijnig. En het nieuws wordt dat de persconfereerder zijn of haar geduld heeft verloren.
Alle theorietjes over persconferenties worden door het kabinet al een paar weken in praktijk omgezet. Met vallen en opstaan. Zo maakte een misstap (hand schudden als je dat zelf net hebt afgeraden) duidelijk dat een serieus (gezondheids!)probleem geen enkele ruimte laat voor een wat ‘ontspannen’ presentatie, laat staan nonchalance. Twee sprekers en niet meer; dan is de kans op ongelukken en elkaar kennelijk tegensprekende ministers het kleinst. Niet meer de in dit geval vreemde achtergrond van ‘Justitie en Veiligheid’, maar de hoofdboodschap ‘corona onder controle’ als decor. De doventolk.
Inhoudelijk: steeds een zo kort en helder mogelijke inleiding met de belangrijkste boodschappen voor Nederland, gevolgd door een vragenrondje. Op enig moment worden die ontmoetingen met de pers wat sleets natuurlijk. Zeker als er geen écht nieuws is. Dan gaan journalisten vaak hun eigen nieuws maken. De inmiddels bekende feiten – er was geen nieuws toch? – zijn het haakje om de ondervraagde te verleiden tot speculatie en kwalificatie. Dus ‘Hoe groot is de kans dat de scholen over twee weken open kunnen?’ En bij de kwalificatie: ‘Hoe erg vindt u het dat er te weinig beschermingsmiddelen voor verpleeghuizen zijn?’
Om dat gevaar wat in te dammen zagen we ook daar een wijziging: journalisten kregen minder gelegenheid om (reeksen van) vragen te stellen; dan kun je als minister met één, hooguit twee ontwijkende antwoorden mogelijk wegkomen.
Vanuit communicatie-perspectief zijn het allemaal logische keuzen. Maar er is er ook één die precies het verkeerde oplevert. De inleidende praatjes zijn tegenwoordig helemaal op papier uitgeschreven. Dus staat de premier – zeer tegen zijn natuurlijke neiging in – nu een verhaal voor te lezen in plaats van te vertellen. In de huiskamer zitten we dan naar voorovergebogen hoofden te kijken, het gezicht verborgen.
Dat papier is begrijpelijk aan de ene kant. Ik bedoel: ga er maar aanstaan, op elk moment de opperste concentratie bewaren, praten en strategisch denken tegelijk. Dan is het veilig om je ergens aan vast te houden, om de tekst voor je neus te hebben. Maar als je een indringende oproep aan de ganse bevolking wil doen (‘Hou vol!’), dan lees je dat niet voor, dan méén je het en moet papier niet nodig zijn. We willen dan de ogen van de boodschapper zien, niet zijn kruin.
Ergo: geen persconferentie als er geen nieuws is. Maar de uitzondering – daar zijn we in Nederland sowieso goed in, in uitzonderingen – hebben we deze weken wel te pakken: corona vraagt om een regelmatig en vertrouwenwekkend optreden van de crisismanager(s). De corona mag niet onder controle zijn, het kabinet is wel ‘in control’. Dat is de boodschap, ook als er geen écht nieuws is.